Preek over Marcus 4:1-9
Gehouden op de 3e zondag van de zomer, 4 juli 2021, in de Oude Jeroenskerk te Noordwijk. Intrede-preek.
Gemeente van Christus!
Ik ben hier nog maar net, laat ik me daarom even voorstellen: Ik ben de nieuwe tuinman, ik kom hier wat zaaien.
Ja, goed, dat zie je wellicht niet zo een, twee, drie eraan hoe ik nu rondloop. Deze toga is beslist te wit en ook onder mijn vingernagels zit geen aarde. Maar, laat ik jullie verzekeren, ik houd echt enorm van planten! Dat kan ook haast niet anders, dat is mij letterlijk in de wieg gelegd, mijn achternaam, dat zou in de Bollenstreek volgens mij toch wel bekend moeten zijn, is een bloem die sommigen ook in Nederland onder “Wikke” kennen, ook al zijn Lathyrus, Reukerwt of Siererwt de gebruikelijkere namen.
Als kind al, ik groeide op in een groene buitenwijk in Berlijn, was mijn grootste hobby planten determineren, daar had ik toen een boekje voor dat al snel van plakband aan elkaar hing, zo vaak werd hij voor elk sprietje en elk bloemetje gebruikt. En elke zaadkorrel die ik uit een stuk fruit of groente kon peuteren of tijdens vakanties ergens op de wereld vond, stopte ik in een bak met aarde. Vraag het aan mijn moeder, mijn kinderkamer leek soms eerder op een kruising tussen een kas en een oerwoud. Maar goed, dat wij daar en toen geen moestuintjes van de Albert Heijn hadden, dan was er voor mij de lol er snel vanaf geweest, dat had ik veel te makkelijk en saai gevonden, dan was mijn fascinatie voor alles wat je kunt zaaien, planten en oogsten waarschijnlijk snel verdampt.
Nee, toen moest het allemaal zo goed mogelijk op de natuur lijken, met aarde gewoon uit de tuin, tenslotte vond ik al dat gepot, gekweek en geplant vooral daarom leuk, omdat ik zo erachter kon komen, hoe zo’n plant ontstaat en groeit en waar onze groente, fruit en bloemen eigenlijk vandaan komen. Zonder het door te hebben, was ik toen al met de grote mysteries van het leven bezig. Natuurlijk was het wel leuk om een zelf gekweekte tomaat of aardbei ook zelf te eten, mij ging het toen niet zozeer om een zo groot mogelijke oogst. Maar het zou ook wel kunnen dat ik dat alleen zeg om te vergoelijken waarom mijn kinderlijk gebrek aan geduld, discipline en groene vingers veel van mijn gekweekte plantjes vroeger of later liet verdrogen.
Later in mijn tienerjaren, toen ik dus wist hoe planten uit zaadkorrels ontstaan, begon ik een laagje dieper te vragen: Hoe is eigenlijk de allereerste zaadkorrel ontstaan? En, als wij er al mee bezig zijn, hoe zit dat met heel de aarde, het universum en de liefde? Waar komt eigenlijk de wind vandaan? Zo ontdekte ik tot mijn verrassing, dat ook in mij een zaadje geplant was, ik vermoed door die knotsgekke zaaier uit die gelijkenis daarnet.
En door het plantje dat daaruit groeide, ging toch een wereld voor mij open! Ineens leerde ik een geheel nieuwe soort plantenkunde, een voor mij nieuw vakgebied, dat wel veel van tuinbouw weg had, maar dimensies groter was en dieper ging. Ik leerde over dromen die je kunt zaaien, over vertrouwen, aandacht en tijd als meststoffen die geloofswortels kunnen laten groeien, over woorden en rituelen als water dat zelfs nog de droogste woestijn in een oerwoud kan omtoveren, over geluk en gemeenschap als te oogsten vruchten, over de fantastische geur van de bloemen van geloof, hoop en liefde en over de grenzeloze diversiteit van kleuren in de tuin van God.
En na een tijdje wist ik het zeker: In die tuin, met dit gereedschap, voor dit soort planten en vruchten wilde ik werken! Deze tuin, immers omsloot niet alleen heel de schepping, maar maakte ook levensverhalen en gemeenschappen tot te beplanten grond! De bloemen, bomen en andere planten die er tot de hemel groeiden, waren en zijn zo verschillend, uniek en veelvuldig dat je aan een determinatieboek niets hebt. Nee, je moet met tijd, aandacht en liefde samen met je tegenover écht de diepte ingaan om ze te kennen, en daarbij leer je gelijk ook zoveel leuks over jezelf en het leven dat het elke keer weer een feest kan zijn. Maar vooral werkt in die schitterende tuin een waar virtuoos van een tuinman, die alle kneepjes in deze, heel het leven omvattende tuinbouwkunde dermate goed beheerst dat ik, dat wij allemaal waarschijnlijk nooit klaar zullen zijn met van hem leren. Bij deze meester ging en ga ik dus op uiteenlopende manieren in de leer, hem volg ik en over zijn manier van leren, leven en liefhebben vertel ik heel graag.
Hijzelf praatte liefst in gelijkenissen die te maken hebben met de natuur, de leefwereld en het werk van zijn tijdsgenoten, daarom passeren daarin veel planten en boeren de revue. Deze leefden en werkten vaak onder moeizame omstandigheden: Er was weinig grond die geschikt was voor de landbouw. Armoede en het vaak extreme, hete en droge klimaat zorgden ervoor dat mensen enorm zuinig met het zaaigoed om moesten gaan dat ze op hun eigen, klein perceeltje land strooiden. Op de vierkante centimeter precies wisten de mensen toen, waar het zin heeft om wat te zaaien en waar het inefficiënt was, omdat het zaadgoed daar niets opbracht. Zelfs officiële religieuze teksten waarschuwden voor verspilling, God zou mensen straffen die al te willekeurig met hun zaadgoed om zich heen smeten.
Waarschijnlijk hebben de boeren die toen in die “enorme menigte” van de toehoorders van Jezus stonden, luidkeels en hartelijk om deze gelijkenis moesten lachen. Want, logisch, over een dermate knotsgekke, volstrekt dwaze zaaier hadden ze nog nooit iemand horen vertellen! Iemand die met volle handen zijn kostbaar zaaigoed op de rotsen, onder de distels en op het vast getreden wandelpad gooit? Die man is toch niet goed snik, zeg! Het moge duidelijk zijn: Zo’n enorme verspilling, dat was echt uit den boze toen! Waarom dus, vertelt Jezus over dit ronduit gekke gedrag? Toch zeker niet als lesje akkerbouwkunde en onmogelijk als lichtend voorbeeld!?
Nu denk ik niet dat die zaaier uit de gelijkenis dat net als ik als kind deed om iets over de groei van planten te leren en dat het hem dus niet om een zo groot mogelijke oogst ging. Veel bepalender lijkt mij dat nergens staat, wat voor een soort boer hier over zijn land loopt en ook niet, wat voor planten hij zaait en later oogst. Allebeide stukken informatie vermijdt Jezus heel nauwkeurig om te verstrekken. Omdat die zaaier hier namelijk met een ander soort akkerbouw bezig is dan de gemiddelde boer. Omdat in deze gelijkenis meer de figuurlijke zaadkorrels in het rond vliegen, meer het zaaigoed waarover ik pas in mijn late jeugd heb geleerd en geen concrete handenvol graan of andere, echte zaadkorrels. En omdat ik denk, dat Jezus hier eigenlijk over zichzelf en zijn eigen manier van zaaien vertelt.
Als je namelijk oren hebt om te horen en ogen om goed te kijken, dan zie je, dat Jezus zelf altijd precies zo genereus en verspillend, ja bijna roekeloos te werk ging! Waar hij ook zat of stond of lag of liep was hij bezig met de verkondiging van het naderende Godsrijk, als het niet anders ging, gebruikte hij zelfs woorden daarvoor. En daarbij maakte het hem niet uit wie het hoorde, zag of geraakt werd door wat hij deed. Als er maar publiek was, liefst van duizenden. Nooit lees je dat Jezus ermee bezig was, of het ook wel het goede, correcte en meest geschikte publiek was. Het was hem kennelijk volstrekt om het even of zijn publiek direct weer vergat wat hij zei of deed omdat het volgende wat diezelfde dag gebeurde hen al gelijk weer ervan afleidde. Hem maakte het niet uit dat anderen eerst vol enthousiasme zijn weg volgden maar te oppervlakkig waren om dat langer dan de eerste de beste tegenslag vol te houden. Deze virtuoze tuinman Jezus was dermate zeker van de onbetaalbare waarde en de onovertroffen kwaliteit van zijn zaaigoed, dat de vruchtbaarheid van de grond waarop het landde van ondergeschikt belang werd. Jezus wist zeker: Het meest belangrijke is dat echt iedereen met wat hij zaaide in aanraking moet komen. Ook al lijkt dat van buiten op verspilling en is de kans klein dat er ooit iets zou groeien.
En elke keer dat een van zijn zaadkorrels, in de vorm van een woord, een blik, een moment van aandacht of een wonderteken, zich wel tot een plant ontwikkelde die vrucht droeg, werd deze zekerheid weer opnieuw bekrachtigd. Niet zozeer omdat de hoeveelheid vrucht de schijnbare verspilling elders economisch weer goedmaakte. Nee, het ging Jezus nooit om rendement. Het ging hem erom dat elke individuele vrucht van vertrouwen en geloof, van zin en geluk, van vreugde, vrijheid en rechtvaardigheid de wereld tegen alle onverschilligheid en oppervlakkigheid in zo veel beter kan maken. In het kleine kunnen wij allemaal, denk ik, verhalen vertellen over hoe het geloof onze eigen biografieën heeft verreikt, verhalen waar ik enorm nieuwsgierig naar ben! In het grote heb ik van dichtbij gezien hoe de vruchten van Jezus’ zaailingen in 1989 de Berlijnse Muur hebben doen vallen en hoe het Haagse kerkasiel drieënhalf jaar geleden onrechtvaardige Nederlandse voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning hebben geslecht. Dat waren rijke oogsten met een enorme uitstralingskracht!
Het is mijn overtuiging, dat de zeer speciale soort tuinbouwkunde van Jezus vandaag de dag nodiger is dan zij ooit was. Tenslotte leven wij in het nieuwe normaal na of met Corona, met verschillende scheidslijnen waarlangs onze maatschappij steeds sterker polariseert, met spoken van schuld en schaamte uit het verleden waarmee dit land nog steeds worstelt en met toenemende zorgen over de toekomst en een veranderend klimaat,. En ik kan niet wachten om samen met jullie naar het meest geschikte zaaigoed te zoeken om vruchten van vertrouwen en verzoening, van vrede en verbinding, van rechtvaardigheid en geloof te laten groeien. Dat de Noordwijkse grond hier vruchtbaar voor is, zie ik niet alleen aan de prachtige wilde bloemenweide rond deze kerk, maar ook aan jullie.
Laten we aan de slag gaan en genereus, ja roekeloos beginnen met zaaien. Opdat in de tuin van God niet enkel Lathyrus, maar veel verschillende bloemen mogen bloeien! En opdat de wereld rijk moge kunnen oogsten!
Amen.